Archief

Michel François

Déjà vu

5 juni - 26 sep 2004
werk in collectie

In veel presentaties van de Belgische kunstenaar Michel François (Sint-Truiden 1956, leeft en werkt in Brussel) speelt de relatie tussen werk en ruimte, beelden en architectuur, een nadrukkelijke rol. Het gaat daarbij om méér dan alleen een presentatievorm: het is een inhoudelijk concept dat richting geeft aan al zijn werk van de afgelopen twintig jaar. Ook de tentoonstelling Déjà vu, zijn eerste Nederlandse museumtentoonstelling, is door hem geconcipieerd als een geheel waarbinnen alle onderdelen aan elkaar gerelateerd zijn. Uitgangspunt was in dit geval de symmetrie die de reeks kabinetten (‘wolhokken’) van De Pont hem bood.

De verschillende elementen in de tentoonstelling vertegenwoordigen niet alleen een verscheidenheid aan beelden, vormen en materialen, maar ook aan ervaringen en denkrichtingen. Centraal in het werk van Michel François staat het genereren van nieuwe betekenissen voor bekende beelden en alledaagse situaties. Hij hanteert hierbij uiteenlopende middelen en media. Kunstcriticus Robbert Roos schreef dat in François’ werk ‘het meest onaanzienlijke een presentatie van monumentale proporties krijgt. Door uit te vergroten, in te zoomen, heel precies te kadreren en subtiel te arrangeren tilt François de meest efemere zaken naar een betekenisvol niveau.’ Dit transformeren van het gewone naar het bijzondere wordt bijna als een uitnodiging aan de beschouwer voorgelegd. De tentoonstelling Déjà vu is als een parcours van afwisselende indrukken en ervaringen opgezet, waarbij de bezoeker deelgenoot wordt gemaakt van de associatieve hink-stap-sprongen die in zijn werk besloten liggen.

Zelf heeft François zijn werkwijze wel vergeleken met de ‘rhizome’: de metafoor van woekerende plantenwortels die zich in verschillende richtingen tegelijk ‘vertakken’. Planten en bomen komen opvallend vaak in zijn werk voor. Zo heeft hij talrijke cactussen en vetplanten en allerlei knoestige boomstronken en stammen gefotografeerd. Het zijn verrassende observaties van de grillige structuur, de sculpturale vormen of het patroon van de bast.

De tegenstelling van holle en bolle vormen en van binnen en buiten is een ander weerkerend thema. Talrijk zijn de foto’s van cirkels, gaten, holtes en bollingen. Alledaagse objecten zoals een bolletje touw, een ovaal stuk zeep, een autoband of een ballon krijgen plots een andere lading als een – tijdelijke – monumentale vorm. Het is aanlokkelijk om ook deze belangstelling metaforisch te duiden, als het leegmaken van gangbare interpretaties om de aldus ontstane ruimte met nieuwe betekenissen te kunnen vullen.

François’ registraties kenmerken zich niet alleen door een zorgvuldige waarneming en welhaast poëtische associaties, maar tevens door een sterke betrokkenheid bij de wereld. De foto’s die hij tijdens zijn vele reizen heeft gemaakt, getuigen hier eveneens van. Het zijn portretten van het gewone leven, werkende mensen en spelende kinderen, ogenschijnlijk simpel vastgelegd, maar niettemin meerduidig in hun betekenis. Het is de contradictie van het vastleggen van verandering en beweging die zo karakteristiek is voor zijn hele oeuvre. Een tegenstelling die terugkomt in de oppositie van twee- en driedimensionaal, statisch en dynamisch en van tijd versus tijdloosheid.

Beweging en verandering van vorm komen op allerlei manieren in zijn werk aan de orde: de keuze van niet-vormvaste materialen (zoals water en zeep), de associaties met plantengroei, de transformatie van objecten (zoals kapotvallende flessen) of de spiegeling van beelden en opstellingen. Ook Déjà vu is opgevat als een organische presentatie van verandering en interactiviteit. In een van de kabinetten druppelt inkt op een stapel kranten (de laatste editie wordt elke dag bovenop gelegd). De inktspatten vormen een voortdurend veranderende tekening op de vloer en het pak natte kranten wordt een amorfe sculptuur waarin de ‘tijd’ van de tentoonstelling gevangen is. De wandgrote Octopus is eveneens door inkt gevlekt. De tegenstelling van drukinkt en echte inkt geeft het beeld een dubbele materialiteit.

De video Déjà vu laat zien hoe uit een prop aluminiumfolie spiegelende, symmetrische figuren ontstaan. De twee grote trossen ballonnen (één helder en één zwart) van Souffles dans le verre blijken niet van rubber maar van glas te zijn en als dreigende wolken in de ruimte te hangen, even kwetsbaar als hun opgeblazen evenbeeld. En in de ruimte waar een grote vetplant staat, dreigt een oplaaiend vuur de boel in de as te gaan leggen, terwijl in de glazen cabine van Pavillon een blok plasticine zojuist lijkt te zijn ontploft.

Ook het publiek wordt uitgenodigd om aan de continue transformatie bij te dragen. Bij Stones mag men van een grote stapel posters één exemplaar meenemen (net zolang tot de ‘sculptuur’ van de stapeling is verdwenen) en Mur métal-aimant bestaat uit een metalen wand waarop men met magneetstrips eigen tekeningen kan maken.

François weet met zijn werk op subtiele wijze onze zintuigen op scherp te zetten. Zijn onorthodoxe fascinatie voor materialen, vormen en voorstellingen en de wijze waarop hij deze registreert en presenteert, ontregelen verwachtingen en bieden nieuwe betekenissen. Zoals een dichter met bestaande woorden een nieuwe taal lijkt te formuleren. Naar eigen zeggen is Michel François voortdurend op zoek naar ‘de schoonheid van de ervaring’.