Archief
Thomas Schütte (Oldenburg 1954) is een van de meest prominente Duitse kunstenaars van dit moment. Ook in Nederland is hij geen onbekende: exposities in Museum Overholland (1987), De Appel (1989) in Amsterdam en het Eindhovense Van Abbemuseum (1990) gaven al een beeld van zijn veelzijdige oeuvre. In De Pont, dat een aantal sculpturen en tekeningen van Schütte bezit, is vooral werk uit de afgelopen jaren te zien. De tentoonstelling werd georganiseerd in samenwerking met de Whitechapel Art Gallery in Londen en reist nog door naar de Fundaçao de Serralves In Porto.
In zijn onvermoeibare onderzoek naar de situatie van de kunst en haar relatie met de hedendaagse wereld heeft Thomas Schütte in de afgelopen twintig jaar gewerkt met ideeën en technieken die afkomstig zijn van allerlei verschillende vormen van kunst, waaronder architectuur en toneel, figuratieve beeldhouwkunst en modeltekenen. Schütte behoorde tot de zeer getalenteerde groep kunstenaars die in de vroege jaren tachtig van de academie in Düsseldorf kwam (waarvan ook Reinhard Mucha, Harald Klingelhöller, Thomas Struth en Katharina Fritsch deel uitmaakten). Zijn werk kenmerkt zich door een opvallend breed scala aan vormen en een niet-aflatende inventiviteit. Hij heeft maquettes, statige monumentale keramische sculpturen en dramatische mises-en-scène gemaakt en daarmee een ongewoon brede artistieke topografie gecreëerd. Schütte's werk gaat over de relatie tussen de ervaring van alledag en de artistieke traditie en houdt zich ook op heel eigen wijze bezig met het dilemma van de kunstenaar als privé-persoon aan wie af en toe een zeer openbare rol toevalt. De tentoonstelling in De Pont draait om twee thema's die steeds in zijn werk terugkeren: de menselijke figuur en het architectonische model. Schütte behoort tot het kleine groepje eigentijdse kunstenaars dat erin geslaagd is de tradities van de figuratieve beeldhouwkunst weer op te vatten en nieuw leven in te blazen. Aanvankelijk was zijn gebruik van de figuur een experiment. In de jaren tachtig gebruikte hij vaak grote groepen platte houten figuurtjes of speelgoedpoppetjes die in het kader van maquettes of modellen werden gepresenteerd. In de loop der jaren worden de figuren steeds autonomer als individuele sculpturale vormen. Toen in de jaren tachtig pompeuzere vormen van figuratieve kunst om het hardst de aandacht opeisten, scheen Schütte's belangstelling voor de figuur niet zo belangrijk. In de afgelopen vijf of zes jaar is hij zich echter in toenemende mate gaan bezighouden met de expressieve mogelijkheden van de fysionomie. Door een reeks van formaten te gebruiken die varieerde van het monumentale tot het miniaturistische en te putten uit de tradities van de karikatuur en het groteske heeft Schütte een ongebruikelijk soort `misvormde' figuratieve kunst gecreëerd. Zijn materialen variëren van glanzend gepolijst aluminium tot amateuristisch gemodelleerde klei, zijn formaten van monumentaal tot keramische koppen ter grootte van poppenkastpoppen, zijn strategieën van het professionele tot het ogenschijnlijk naïeve. In deze tentoonstelling zijn zowel de monumentale aluminium figuren (Grosse Geister) als kleinere groepen figuurtjes onder glazen stolpen (United Enemies) en fotoreeksen die met deze werken verband houden (Innocenti) opgenomen.
In zijn onvermoeibare onderzoek naar de situatie van de kunst en haar relatie met de hedendaagse wereld heeft Thomas Schütte in de afgelopen twintig jaar gewerkt met ideeën en technieken die afkomstig zijn van allerlei verschillende vormen van kunst, waaronder architectuur en toneel, figuratieve beeldhouwkunst en modeltekenen. Schütte behoorde tot de zeer getalenteerde groep kunstenaars die in de vroege jaren tachtig van de academie in Düsseldorf kwam (waarvan ook Reinhard Mucha, Harald Klingelhöller, Thomas Struth en Katharina Fritsch deel uitmaakten). Zijn werk kenmerkt zich door een opvallend breed scala aan vormen en een niet-aflatende inventiviteit. Hij heeft maquettes, statige monumentale keramische sculpturen en dramatische mises-en-scène gemaakt en daarmee een ongewoon brede artistieke topografie gecreëerd. Schütte's werk gaat over de relatie tussen de ervaring van alledag en de artistieke traditie en houdt zich ook op heel eigen wijze bezig met het dilemma van de kunstenaar als privé-persoon aan wie af en toe een zeer openbare rol toevalt. De tentoonstelling in De Pont draait om twee thema's die steeds in zijn werk terugkeren: de menselijke figuur en het architectonische model. Schütte behoort tot het kleine groepje eigentijdse kunstenaars dat erin geslaagd is de tradities van de figuratieve beeldhouwkunst weer op te vatten en nieuw leven in te blazen. Aanvankelijk was zijn gebruik van de figuur een experiment. In de jaren tachtig gebruikte hij vaak grote groepen platte houten figuurtjes of speelgoedpoppetjes die in het kader van maquettes of modellen werden gepresenteerd. In de loop der jaren worden de figuren steeds autonomer als individuele sculpturale vormen. Toen in de jaren tachtig pompeuzere vormen van figuratieve kunst om het hardst de aandacht opeisten, scheen Schütte's belangstelling voor de figuur niet zo belangrijk. In de afgelopen vijf of zes jaar is hij zich echter in toenemende mate gaan bezighouden met de expressieve mogelijkheden van de fysionomie. Door een reeks van formaten te gebruiken die varieerde van het monumentale tot het miniaturistische en te putten uit de tradities van de karikatuur en het groteske heeft Schütte een ongebruikelijk soort `misvormde' figuratieve kunst gecreëerd. Zijn materialen variëren van glanzend gepolijst aluminium tot amateuristisch gemodelleerde klei, zijn formaten van monumentaal tot keramische koppen ter grootte van poppenkastpoppen, zijn strategieën van het professionele tot het ogenschijnlijk naïeve. In deze tentoonstelling zijn zowel de monumentale aluminium figuren (Grosse Geister) als kleinere groepen figuurtjes onder glazen stolpen (United Enemies) en fotoreeksen die met deze werken verband houden (Innocenti) opgenomen.