Archief
Bij binnenkomst in de grote tentoonstellingshal van De Pont zie je in de verte twee kleine schilderijen van Luc Tuymans hangen. De een is het portret van een man die close-up en distantieloos in beeld is gebracht. De ander toont op dezelfde manier twee benen die zonder verdere context bet beeld domineren. Beide zijn schilderijen waarin de kunstenaar de mens letterlijk op de huid zit. Zonder pardon, en zonder respect bijna, wordt bet lichaam getoond alsof het een interessant geval voor een medisch onderzoek is, De twee werken komen uit de serie de 'Diagnostische Blick' waarin op klinische wijze de mens te kijk wordt gezet. Ze vormen de introductie tot de eerste overzichtstentoonstelling in Nederland van de in 1958 in Belgie geboren kunstenaar. Een tentoonstelling die bij nader inzien niet over medische kwesties gaat, maar over waarnemingsvragen. Wat de Diagnostische Blick met het andere werk op de tentoonstelling verbindt is dat het blow ups zijn: uitvergrotingen van details die daardoor een zeer nadrukkelijke aanwezigheid krijgen. Dat geldt voor de schilderijen van mensen, maar ook die van alledaagse voorwerpen als een lamp, een badkamertegel of een slaapkamerinterieur. Blow Up is ook de titel van de tentoonstelling. Een misleidende titel voor wie grootse, monumentale doeken verwacht want Tuymans maakt kleine, en in zekere zin onopvallende schilderijen. Maar een toepasselijke titel voor wie de techniek in ogenschouw neemt en in het gezichtspunt dat de schilder kiest een belangrijke inhoud van het werk vindt. Wie is deze schilder? Begin jaren '80 nog hield hij zich voornamelijk met film bezig. Geleidelijk aan won de schilderkunst zijn interesse maar dat leidde niet meteen tot exposities. Lange tijd werkte hij 'in het donker, dat wil zeggen buiten de schijnwerpers van tentoonstellingszalen en pers, tot hij, eind jaren '80, de tijd rijp achtte om naar buiten te treden. Hij ging zijn werk exposeren en dat sloeg snel aan, aanvankelijk in zijn geboorteland België, maar al snel ook buiten de landsgrenzen. In 1992 nam hij deel aan de door Jan Hoet georganiseerde Documenta, in 1993 was zijn werk in Amsterdam te zien bij Galerie Paul Andriesse en nog steeds is zijn tentoonstellingsagenda gevuld en verkopen zijn schilderijen goed. Toch is het succes de schilder niet naar het hoofd gestegen. Integendeel zou je bijna zeggen, als je de tentoonstelling in de Pont bekijkt. De werken die daar hangen geven de indruk door iemand gemaakt te zijn die het hoofd koel houdt en de rem zet op alles wat riekt naar overdaad, glamour of uitbundigheid, kortom alles wat te veel is. Kleur wordt spaarzaam gebruikt, de voorstellingen zijn sober en leeg en ook met het geven van betekenis lijkt de schilder zuinig om te springen.
Tuymans kiest als uitgangspunt voor zijn werk beelden die hem schokken. Dat kan een foto uit de krant zijn, een herinnering van een reis, een observatie op straat, het maakt in principe niet uit, als het beeld maar beladen is. Vervolgens tracht hij in het schilderen de herinnering aan dat beeld weer te geven, of, beter gezegd: vorm te geven, want hij is er zich van bewust dat er gaandeweg dingen veranderen. Hij schildert dus naar een vuorheeld dat in zijn hoofd en geheugen is gegrift, dat indruk heeft gemaakt. Deze schokkende of beladen bron is in een enkel geval duidelijk terug te vinden, zoals in Gaskamer, een werk uit 1986 waarin met zwarte verf op een ietwat vergeeld en vuil doek het kale interieur van een gaskamer is geschilderd. Het is een dreigend beeld en de titel geeft de clou voor de schokkende geschiedenis die aan het beeld ten grondslag ligt. In veel werken echter is het voor de kijker niet duidelijk waar het beeld vandaan komt en welke geschiedenis er aan vastzit. In het drieluik Recherches (1989) bijvoorbeeld zijn op het linkerpaneel vaag de contouren van een lampekap le zien die op de hoek van een tafel ligt, De schilder baseerde dit op een herinnering uit Buchenwald waar hij een lampekap zag die van mensenhuid gemaakt was. Deze macabere en inderdaad schokkende herinnering wordt noch door de voorstelling, noch door de titel van het werk verraden. Wat de kijker ziet is dat er met grote omzichtigheid op de hoek van de tafel een voorwerp geschilderd is. Het is maar net duidelijk dat het om een lampekap gaat. Tegenover de scherpte van de herinnering die aan dit werk ten grondslag ligt is de geschilderde lampekap bijzonder onduidelijk. Het is een plek in het schilderij waarvan je je afvraagt wat er nu precies aan de hand is, wat er eigenlijk staat. De concrete werkelijkheid van de lamp uit Buchenwald is in het schilderij verijlt en haast afwezig gemaakt. Wat overblijft, of daarvoor in de plaats komt is een atmosfeer, een suggestie van iets dat aan de hand is maar geen concrete naam heeft.
De lampekap is geen uitzondering. Ook bij andere werken lijkt de clou er in te bestaan dat er iets wat ooit heel scherp en duidelijk zichtbaar was, verdwenen is. Het is als het ware weggemaakt tijdens het schilderen, tot iets onbepaalds teruggebracht. Van de kleur die het ooit had is slechts een zwak schijnsel over. Van de vorm alleen het skelet, de contour of een schaduw. En toch is het voelbaar en aanwezig, misschien wel juist doordat het zo omzichtig in het ongewisse blijft. De karigheid die Tuymans betracht met kleur en invulling van de voorstelling heeft een soort omgekeerd evenredig effect: wat je niet ziet gaat opvallen. Door de tentoonstelling lopend is het deze afwezigheid die tot iets groots en machtigts groeit, die de voornaamste betekenis van het werk gaat vormen. Tuymans is daarmee een kunstenaar die de kunst van het weglaten verstaat, van het niet-doen. Wat hij niet doet is de beschouwer bedienen: hij ontneemt de beelden hun vanzelfsprekendheid, hij haalt het logische perspectief en de gangbare betekenis er vanaf. Hij ontneemt de beelden hun hapklare, licht verteerbare karakter. Ze staan daar maar: de stoel, het bed, de lamp, het zijn voorwerpen die o zo bekend en normaal zijn, maar nu ineens verliezen ze hun gewone gezicht en vallen niet meer in de vanzelfsprekende context die ze doorgaans in het leven hebben. Ze zijn opeens alleen en aan hun lot overgelaten. Hetzelfde geldt voor de straat, het uitzicht, het lundschap. Feitelijk gebeurt er niets, is er niets te zien. Of beter gezegd: wat er te zien is, is dat er zeer nadrukkelijk niets te zien is.
Het geheel maakt geen vrolijke indruk. Genot, schoon heid en verleiding zijn op rantsoen gezet. Slechts in een enkel werk is iets waarvan je kunt genieten, gewoon om dat het mooi, lekker of knap is. De atmosfeer die over heerst is die van leegte, dreiging en ontluistering. Het zijn bepaald unheimliche taferelen. Daarmee bedoel ik het werk niet te veroordelen, want op de een of andere manier is het zeer overtuigend. Het komt over als integer en waar zonder dat het nou als een zware baksteen op je maag gaat liggen. Misschien wel door het understatement dat de schilder hanteert. De figuurtjes en tekenin gen, het is allemaal zo spaarzaam en bewust naïef geschilderd dat het ook grappig is. De schilder lijkt te doen wat hij moet doen, zonder veel concessies en zonder veel poeha. En wat zeker te waarderen valt is dat Tuymans erin slaagt om uit heel specifieke, beladen herin neringen beelden te maken die weinig specifiek, maar niet minder beladen zijn. De schilderijen creeren nieuwe gezichtspunten op bekende zaken. Tuymans heeft zelf gewezen op de kloof die er in onze huidige cultuur bestaat tussen beeldenkennis en ervaringskennis. Via tv, krant en andere media zien we duizenden beelden. Onze beeldenkennis is daarmee groot en reikt over de hele wereld en weet van vele geschie denissen. Maar onze ervaringskennis is klein, we hebben weinig meegemaakt. Dit onderscheid heldert iets op over de werkwijze van Tuymans. De schokkende beelden die hij als uitgangs punt voor zijn werk gebruikt kennen we allemaal. Die hoeft de schilder ons niet letterlijk voor te schotelen. Wat we niet allemaal kennen zijn wegen om die beelden te kanaliseren en er nieuwe gezichtspunten in te vinden. Of simpel gezegd: om er iets mee te doen. Meestal blijven het beelden, statisch en onbuigzaam. Tuymans springt als schilder in dat gat tussen beeldenkennis en ervaringskennis met als inzet die twee dichter bij elkaar te brengen. Daarin ligt de betekenis van zijn schilderijen: ze laten zien wat gezichtspunten zijn. Ze laten zien dat we kijken en dat er meer is dan we kunnen zien. Het is veelzeggend dat hij daarvoor alle overrompelings technieken van de schilderkunst buiten spel zet: geen virtuositeit, geen kleurkanonnen, geen verleiding maar een sobere, ingehouden en moedwillig onbeholpen schilderkunst. Het understatement geldt hier als metho de om een consumerende houding ten opzichte van de beelden te ondermijnen. Om te komen tot het punt waar het beeld een vraag wordt. Ondanks het feit dat Tuymans voor zijn doel allerlei val kuilen van de schilderkunst moet omzeilen, is zijn keuze voor het medium ook een positieve. De specifieke macht van de schilderkunst ligt erin dat ze een reeks ervaringen die zich door de tijd heen heeft afgespeeld kan samen ballen in een schilderij, in een zogenaamd statisch beeld. Daarmee heeft het een andere kwaliteit dan de foto uit de krant of de nieuwsflits van de televisie. Het schilderij is een plaats waar de tijd condenseert, waarin de herinnering tot heden kan worden. Dat is waar het werk mijns inziens over gaat, en wat je er als toeschouwer aan hebt. De inhoud zit niet in de dingen of mensen die zijn afgebeeld, maar in de wijze waarop dat gebeurd is Door dingen weg te laten, af te zwakken en door in het specifieke het algemene te zoeken. De schilderijen morrelen aan de gewoontes van het kijken en interpreteren. Wat normaal is verliest zijn vanzelf sprekendheid. Wat afwezig is komt te voorschijn.
Jurriaan Benschop in Kunstbeeld (november 1995)