Archief
Kunstenaar en onderzoeker: Jan Andriesse (Jakarta 1950) benadert het fenomeen van het licht langs meerdere wegen. Als een van de makers van de documentaire ‘Hollands Licht’ (2003) ging hij op zoek naar de karakteristieke eigenschappen van het licht, als kunstenaar probeert hij het wonderbaarlijke ervan in beelden te vatten. De Pont volgt Jan Andriesse al jaren en heeft een aantal tekeningen en schilderijen van hem in de collectie. De expositie die het museum nu aan hem wijdt, biedt een overzicht van de tekeningen vanaf 1978.
De nadruk ligt niet zo zeer op de volledigheid als op de verscheidenheid. In de vroege tekeningen staat figuratie tegenover abstractie. In het latere werk worden kleine bladen afgewisseld door enkele grote ‘getekende’ schilderijen, een tekening direct op de muur en een tentoonstellingsmaquette. Maar het meest opvallend bij de tekeningen van Andriesse is dat directe observaties naar de natuur en zorgvuldig geconstrueerde, meetkundige tekeningen naast elkaar bestaan als twee uitingen van eenzelfde fascinatie.
Hoe hij zijn onderwerp -licht, ruimte en water- ook benadert, vóór alles is er de waarneming. Jan Andriesse raakt letterlijk niet uitgekeken op het uitzicht dat zijn atelier in een woonboot op de Amstel, hem biedt. Altijd hetzelfde en tegelijkertijd steeds anders is dat uitzicht; door de wisselende weersomstandigheden, de tijd van de dag en de opeenvolging van de seizoenen. In een serie studies van water uit 1998 heeft Andriesse het beweeglijke spel van het reflecterende licht vastgelegd op papier. Soms roept een enkel detail de feitelijke situatie op: de romp van een boot die een zware slagschaduw werpt, de weerspiegeling van de maan die zich verveelvoudigt in de rimpeling van het water, of een voorbij zwemmend meerkoetje dat de rivier in een V achter zich aan trekt. Maar meestal bestaan de tekeningen uit grafische patronen van licht en donker die, hoe verscheiden ook, direct herkenbaar zijn als de uitbeelding van water.
Naast de natuurobservaties zijn er de zorgvuldig geconstrueerde tekeningen van bogen en lijnen die elkaar kruisen, raken en snijden. De bladen zijn nauw verbonden met de schilderijen waarin Andriesse met minimale middelen de stroming oproept van de rivier, het profiel van een brug of de scheidslijn tussen land, water en lucht. Terwijl de gebogen lijnen en vormen hun herkomst in de schilderijen niet prijsgeven, laten de tekeningen de meetkundige constructie zien die aan de compositie ten grondslag ligt. In plaats van om voorstudies gaat het hier om tekeningen die achteraf zijn gemaakt, als een soort verantwoording van het in het schilderij doorlopen ontstaansproces. In dat proces speelt de verhouding van de Gulden Snede een belangrijke rol. Zoals de schilders uit de Renaissance gebruikmaakten van de meetkunde om het centraal perspectief te construeren, zo ligt aan de composities van Andriesse een raamwerk van driehoeken, rechthoeken, vijfhoeken en bogen ten grondslag waarin de verhouding 1:0,618 van de Gulden Snede steeds terugkeert. Daarmee verankert hij de kromming van een spiraal, de positie van de gebogen lijnen of het punt waarop deze elkaar ontmoeten. De wetten van de wiskunde verlenen stabiliteit aan het ‘panta rhei’ van licht en water. En tegelijkertijd bieden de Gulden Snede, de rekenkundige reeks van Fibonacci en de zeven grondvormen van de curve Andriesse het anonieme en universele instrumentarium waarmee hij vorm kan geven aan zijn zintuigelijke ontroering zonder te vervallen in het al te particuliere of de banaliteit van het cliché.
Andriesse ‘ontdekte’ de Gulden Snede in het begin van de jaren’80, toen hij worstelde met de vraag welke weg hij moest inslaan en hij abstractie en figuratie beide afwees als te beperkt. Een tekening met een vierkant en een kantelende balk uit 1979 behoort nog tot zijn abstracte werken. De geometrische vormen verhouden zich niet alleen in positie en kleur tot elkaar, maar ook in maat. Hoe verschillend de verschijningsvorm van het vierkant en de balk ook zijn, hun oppervlakte is identiek. the same and the other luidt de aan de Griekse filosoof en wiskundige Pythagoras ontleende titel, die dit als antwoord gegeven zou hebben op de vraag naar zijn beeld van God. De ongrijpbaarheid van Pythagoras’ allesomvattende karakterisering is in het werk van Andriesse door blijven klinken. Ondanks, of misschien juist wel dankzij de concreetheid van zijn wiskundige constructies blijven de analogieën met de natuur behouden; in de vorm van de ellips, in de kettinglijn als belichaming van de zwaartekracht en in het principe van natuurlijke groei, dat ten grondslag ligt aan de getallenreeks van Fibonacci.
Ook in de werken onderling klinken echo’s en analogieën door. In de organische vormen van de reeks studies voor Caryatide (1994) keren de gebogen lijnen van het golvende water in een andere hoedanigheid terug, als opgerichte en gematerialiseerde tussenvormen; hetzelfde én het andere.
Onder de zorgvuldig geconstrueerde tekeningen bevindt zich één blad dat sterk afwijkt. Op een grote, uit 2004 daterende tekening wordt een bruingetinte wolkachtige vorm aan de rechterkant doorbroken door een strakke, witte rechthoek. Het verloop van donker naar licht en het samengaan van organische en geometrische vormen is niet doelbewust gecreëerd maar bij toeval ontstaan door de inwerking van vocht op een leeg vel papier, waarbij het rechthoekige vlak zodanig was afgedekt dat het vocht het papier op die plek niet kon aantasten. Het enige wat Andriesse zelf aan het werk heeft toegevoegd is de tekst: alle richtingen – andere richtingen.
De tekst verwijst naar een verkeersbord dat hij jaren geleden tijdens een autorit door België tegenkwam op een T-sprong: alle richtingen stond er op de wegwijzer naar links, terwijl die naar rechts andere richtingen vermeldde. In het door lekkage in het atelier aangetaste vel tekenpapier vond Andriesse ten slotte het beeldend equivalent voor deze paradox; the same and the other.
Bij de tentoonstelling verschijnt een bijzonder publicatie, gewijd aan het onderwerp Kitsch, met bijdragen van een veertigtal auteurs die op verzoek van Jan Andriesse hun gedachten over het fenomeen in korte en soms ook uitvoerige bewoordingen hebben weergegeven. Kitsch bevat bijdragen van Hans Aarsman, Jan Andriesse, Michael Baxandall, Barbara Bloom, Jan Maarten Boll, Michel Denée, Jan Dibbets, Marlene Dumas, Dorothea Franck, Rudi Fuchs, Kees de Goede, Tijs Goldschmidt, Susanna Heller, Hans van Hoek, Edwin Jacobs, Hans Janssen, Alex Katz, Niek Kemps, Axel en Helena van der Kraan, Maarten de Kroon, John Massey, K. Michel, Martin Reints, Jan Roeland, Hans Roodenburg, Geoffrey Sachs, Jane Sachs, Marien Schouten, Han Schuil, Bill Toole, Luc Tuymans, Marcel Vos, Robert Walker, Adrian Walkton Smith, Marijke van Warmerdam, Dirk van Weelden, Guido de Werd en Ina van Zyl.
Tijdens de tentoonstelling wordt de documentaire Hollands Licht, waaraan Jan Andriesse een belangrijke bijdrage leverde, dagelijks om 13 en 15 uur vertoond in het auditorium.
Zie ook de website Hollands Licht