Archief

Hedendaagse fotografie uit Japan

21 okt 2000 - 18 feb 2001

In het kader van de herdenking van de 400-jarige relatie Nederland–Japan zijn er dit jaar talrijke evenementen en tentoonstellingen die veel aspecten van deze betrekkingen belichten. De Pont toont hedendaagse fotografie uit Japan. Van elf fotografen is een representatieve selectie van werk te zien.  Meer dan de schilder- of beeldhouwkunst heeft de Japanse fotografie in de laatste jaren een geheel eigen plek veroverd in de internationale beeldende kunst. De foto’s tonen facetten van een samenleving waarin oude tradities en moderne ontwikkelingen samen zijn gebracht. De versmelting van Aziatische achtergrond en westers modernisme is in geen ander land zo opvallend. Het levert echter ook veel vragen op met betrekking tot nationale identiteit en toekomstige ontwikkeling (sociaal, politiek en cultureel). Op verschillende manieren komen vragen hieromtrent in de bij De Pont getoonde fotografie aan de orde. Wat is er zo Japans aan de Japanse fotografie, lijkt daarmee de centrale vraag van deze tentoonstelling.

Nobuyoshi Araki (1940) is momenteel ongetwijfeld de bekendste Japanse fotograaf. Zijn werk bevindt zich in talrijke museumcollecties en is ook in Nederland vaak te zien geweest. Al bijna dertig jaar geldt hij als controversieel chroniqueur van de Japanse samenleving. Araki is bekend om zijn foto’s van Tokio en zijn naaktportretten van een ontelbaar aantal vrouwen, variërend van licht-erotisch tot ‘hard-core’ SM in alle denkbare poses. Ook zijn stillevens worden getekend door erotische associaties. Een deel van het werk van Araki is autobiografisch en verhaalt van het huwelijk met zijn vrouw Yoko; vanaf zijn debuut in 1971 met het fotoboek Sentimental Journey tot aan haar dood in 1990. Hoewel het werk van Araki dikwijls als pornografisch is bestempeld, is het toch vooral een intens verslag van de ultieme momenten van leven en dood en van de man-vrouw relatie. En terwijl het als aanstootgevend kan worden ervaren, voegt het zich ook in de traditie van expliciet erotische prentkunst uit de eeuwenoude Japanse beeldcultuur. 

Mikiko Hara (1967) vertegenwoordigt een jongere generatie en zij is een van de jonge vrouwelijke fotografen die de laatste tijd in Japan veel aandacht krijgen. In 1999 was haar werk opgenomen in de tentoonstelling Private Room II – Photographs by a New Generation of Women in Japan. Buiten Japan is haar werk nog nauwelijks te zien geweest. De foto’s van Hara zijn opvallend onopvallend. Het lijken privé-kiekjes zonder bijzondere boodschap of pretentie. Hierin ligt tegelijk de dromerige schoonheid van deze alledaagse beelden; in snap-shots gevangen momenten en herinneringen.

Van Naoya Hatakeyama (1958) is de River Series te zien: een reeks foto’s gemaakt, staande in het ondiepe water van een gekanaliseerde rivier die dwars door Tokio loopt. Onder de drukte en grootschaligheid van de metropool lijkt deze waterstroom een verborgen en geïsoleerde wereld. Het perspectief van de strakke kadewanden geeft het beeld een bijna symbolische horizontale tweedeling van een boven- en een onderwereld. Ander werk van Hatakeyama bestaat uit opnames van ontginningen en afgravingen. Het desolate en geschonden landschap draagt de littekens van menselijk ingrijpen, maar heeft desondanks een eigen romantiek en schoonheid.

In 1991 maakte Noritoshi Hirakawa (1960) zijn fotoserie Dreams of Tokyo. Het zijn twintig foto’s van vrouwen die zich op straat hebben laten portretteren. Het lijken normale portretten, behalve dat zichtbaar is dat de vrouwen onder hun kleding geen ondergoed dragen. Deze voyeuristische aanblik veroorzaakt een ongemakkelijke gêne. Het is een dualistische ervaring die Hirakawa met zijn foto’s oproept: de relatie tussen kijken en bekeken worden, tussen privé en openbaar en tussen man en vrouw. Anders dan Araki is Hirakawa minder in de erotiek van het beeld zelf geïnteresseerd en meer in de sociologie van gedragsregels en morele normen.

Takashi Homma (1962) woont en werkt in Tokio en heeft deze stad tot onderwerp van zijn fotografie gemaakt. Hij brengt de keerzijde van het economische succes in beeld: ongeremde verstedelijking in een wildgroei van buitenwijken en voorsteden (Tokyo Suburbia). Deze anonieme en onpersoonlijke leefomgevingen laten weinig ruimte voor individualiteit. Homma brengt zijn onderwerp zo neutraal mogelijk in beeld. Zijn stadslandschappen zijn objectieve registraties van een volledig ‘pre-fab’ stedelijke inrichting. Het is daarmee aan de beschouwer om het beeld te interpreteren als esthetische compositie of als sociaal commentaar.

Ook Ryuji Miyamoto (1947) is gefascineerd door de stedelijke omgeving, maar heeft deze voornamelijk vastgelegd in troosteloze stadia van verval. Onttakelde gebouwen, slooppanden, ruïnes en de desastreuze effecten van aardbevingen (Kobe), alles samengebracht onder de noemer Architectural Apocalypse. Koel registrerend wordt dit verval in documentaire series geïnventariseerd alsof het een archeologische studie naar onze instortende cultuur betreft.

Van de jongere Japanse kunstenaars is Mariko Mori (1967) waarschijnlijk de bekendste. Als voormalig fotomodel heeft zij zichzelf tot onderwerp van haar werk gemaakt. Zij presenteert zich in allerlei virtuele ensceneringen als een buitenaards, feeëriek kindvrouwtje. De films en fotowerken van Mori zijn perfect geregisseerde combinaties van mode, design, reclame en amusement en lijken te zijn ontstaan uit een mix van science-fiction, New Age en traditionele Japanse ceremonieën. In 1995 voerde zij een performance uit waarbij zij zich opsloot in een transparante capsule. Op verschillende plaatsen in de wereld heeft zij hiermee fotowerken gemaakt onder de titel Beginning of the End.

Ook Yasumasa Morimura (1951) meet zich allerlei rollen aan. In 1985 begon hij zijn serie Self-Portrait as Art History, waarin hij zich afbeeldt naar zelfportretten van bekende voorgangers zoals Van Gogh, Manet en Duchamp. Later volgde een reeks zelfportretten naar Rembrandt. Maar ook hedendaagse beroemdheden zijn hem tot voorbeeld. Zo maakte Morimura een groot aantal zelfportretten naar filmsterren als Marilyn Monroe, Marlene Dietrich, Greta Garbo, Liza Minelli, Brigitte Bardot en Sylvia Kristel. Bij deze vervreemdende identificaties van een Japanse man met westerse vrouwen gaat het Morimura niet zozeer om een geraffineerde travestie, maar veel meer om de omkering van het ‘zien’ van de fotograaf naar het ‘gezien worden’ van het model.

Temidden van alle moderne ontwikkelingen in de Japanse kunst en fotografie ogen de zwart-wit foto’s van Hiroshi Sugimoto (1948) bijna traditioneel en tijdloos. Hij kiest hiertoe passende onderwerpen: wassen beelden en opgezette dieren (diorama’s), waarin het leven letterlijk is gestold in een eeuwig moment. Hij fotografeert bioscoopzalen waarin het lege projectiescherm slechts zichzelf toont en de zaal een meditatieve ruimte wordt. En ook zijn zeegezichten zijn verstilde opnames van een peilloos panorama waarin water en lucht zich als een oneindige ruimte tot voorbij de horizon openen. In 1995 mocht hij de 1001 Bodhisattva-beelden in een boeddhistische tempel in Kyoto fotograferen. Dit resulteerde in de indrukwekkende en sacrale Hall of Thirty-Three Bays.

Als een moderne variant op deze uniforme figuren ogen de digitaal gekloonde meisjes in de fotowerken van Miwa Yanagi (1967). De liftmeisjes, verpleegsters, stewardessen en hostesses zijn gekleed in uniform of mantelpak en figureren in de steriele omgeving van winkelcentrum, metrostation of ziekenhuis. Als emotieloze etalagepoppen bevolken zij de trappenhuizen, hallen en gangen van dergelijke grootstedelijke centra. Yanagi transformeert met haar computerbewerkte foto’s onze alledaagse omgeving in een surrealistische virtual reality. Met deze vertekende werkelijkheid becommentarieert zij een stereotype vrouwbeeld.

Ook Kenji Yanobe (1965) geeft een weinig hoopvol toekomstbeeld en hij becommentarieert het optimisme over industriële vooruitgang. Hij is beïnvloed door strips en tekenfilms en maakt onder meer allerlei robotfiguren en ruimtevaartcapsules als ‘overlevingsvoorziening’. In een astronautenpak loopt hij tussen de ruïnes van Tsjernobyl om ons te herinneren aan de constante dreiging van nucleaire verwoesting. In het enige land dat deze vernietigingskracht ooit ten volle heeft ervaren, heeft zijn werk ongetwijfeld een andere betekenis dan bij ons. Hiermee is het in zekere zin exemplarisch voor de veelzijdigheid van de hedendaagse Japanse fotografie, die evenzeer door nationale achtergrond als door internationale context wordt bepaald