Archief
George Meertens
Schilderen
29 jan - 27 maart 2011
George Meertens (Stein (L), 1957) is sinds het eind van de jaren tachtig als kunstenaar werkzaam. In de afgelopen jaren heeft zijn schilderkunst een nieuwe wending genomen die hij zelf omschrijft als een tocht door onbekende gebieden. De vragen die hij zich stelt, geven richting aan die zoektocht. Hoe kun je het niet-zichtbare vatten in een beeld en hoe benoem je de beelden die zo ontstaan en zich vervolgens een plek moeten veroveren in de wereld?
‘Luister mijn zoon (...) en neig het oor van uw hart’ luidt de aanhef tot de Regel voor Monniken van Benedictus van Nursia (480-547). De woorden zijn Meertens zeer dierbaar. In zijn manier van schilderen wil hij die oproep tot luisteren in praktijk brengen door elk vooropgezet beeld te laten varen en te reageren op wat zich tijdens het schilderproces voordoet. Deze werkwijze vat hij samen met de term Sublacus. Het begrip is samengesteld uit de Latijnse woorden sub (onder) en lacus (meer) en is een verwijzing naar de plek waar Benedictus zich terugtrok tijdens zijn kluizenaarschap. Op zoek naar het diepste punt koos de kloostervader een grot, onder bij het meer, als oord voor bezinning en introspectie. In Meertens’ visie is ook het atelier op te vatten als de Sublacus, als de plek waar een kunstenaar alle zekerheden opzij probeert te zetten en doet wat het schilderij in wording van hem verlangt; schilderkunst als een vorm van aandacht, betrokkenheid en overgave.
Meertens’ schilderijen zijn laag over laag opgebouwd. Het zijn abstracte, lyrische velden van kleur, die nu en dan een landschappelijke connotatie hebben. Soms zijn de doeken duister en bewogen, soms vredig en licht, vaak verstild en introvert. Pas als je ze langdurig bekijkt, geven ze zich bloot. Dan zie je de sporen van de instrumenten waarmee de verf is aangebracht, maar ook die van het schuren en wegvegen. Er zijn de bewust uitgevoerde bewerkingen, maar ook de onvoorziene effecten. Van dichtbij valt de tinteling op van de kleurvlekjes en is te zien hoe de kleuren zich met elkaar mengen of hun eigenheid juist behouden. Hier en daar vallen de krassen op van een verfkrabber, die als ‘littekens’ de kwetsbaarheid zichtbaar maken van de huid van het schilderij. En altijd is er die transparante gelaagdheid, waarin de kleuren zich laag over laag met elkaar verstaan en zich voegen tot een onderliggende structuur.
In tegenstelling tot de doorwrochtheid van de schilderijen hebben de in serie gemaakte tekeningen een bijna ‘terloopse’ kwaliteit, als het neuriën van melodieën die vanzelf opkomen. De patronen zijn uiterst eenvoudig en volgen de impuls van het moment. Het schilderen is hier teruggebracht tot een simpele handeling. Deze eenvoud en directheid, zo kenmerkend voor de werken op papier, hebben ook op de schilderijen hun uitwerking niet gemist. In de meest recente is een ontwikkeling waar te nemen naar een grotere helderheid en trefzekerheid, waarbij het aantal handelingen tot een minimum is teruggebracht.
In zijn zoektocht naar beelden die kunnen verhalen van een innerlijk ervaren, is Meertens steeds dichter bij het schilderen zelf gekomen. De verwijzingen naar de zichtbare werkelijkheid zijn geheel verdwenen. In plaats daarvan vertellen de schilderijen hun eigen ontstaansgeschiedenis en openbaren zij hun wezen in de kleuren en handelingen waaruit zij zijn voortgekomen. De weg naar het beeld, is zelf tot beeld geworden.
Tegelijkertijd met de tentoonstelling verschijnt een boek met de titel Sublacus.