Archief

Berlinde De Bruyckere

16 sep 2000- 14 jan 2001
werk in collectie

Aanéén-genaaid
Beelden en tekeningen

Vanaf het begin van de jaren negentig werkte Berlinde De Bruyckere met dekens als materiaal voor haar beelden en installaties. Wollen dekens die bedekken en beschermen. Maar voor haar symboliseren ze niet alleen warmte en beschutting, maar ook kwetsbaarheid en angst. Het is de dualiteit van liefde en lijden, dreiging en bescherming, leven en dood, waarmee het werk van De Bruyckere zich voortdurend laat associëren. Over haar dekenvrouwen – diverse vrouwenfiguren, van wie de lede­maten levensecht zijn, maar de rest van het lichaam schuil gaat onder dekens – zegt ze: ‘De relatie tussen tonen en schuilen is een relatie die zich voordoet binnen één beeld. Het beeld dekenvrouw heb ik voor het eerst gemaakt in de periode van de genocide in Rwanda in 1993-1994. Ik toon een beeld van iemand die eigenlijk niet gezien wil worden. Op dat moment was ik zelf bezig met de vraag naar de essentie van het huis. Voor mij betekent dit een plek om te kunnen schuilen, alleen te zijn, te kunnen denken. Toen zag ik mensen op de vlucht met alleen een deken om zich te beschermen, te dekken. Zo is het beeld voor mij ontstaan.’ De thematiek van lichamelijkheid en kwetsbaarheid komt ook in de tekeningen tot uitdrukking. In de reeks Aanéén-genaaid zien we amorfe lichaamsvormen die met elkaar versmolten lijken.
Het hart uitgerukt is de titel van een serie getekende portretten waarin morbide koppen ons met holle ogen aankijken.