Archief

Arnulf Rainer

microstructuren

25 maart - 31 aug 1997
werk in collectie

Voor de expressieve, soms bijna gewelddadig aandoende schilderijen van de Oostenrijkste kunstenaar Arnulf Rainer (Baden, 1929), vormde tot op heden vrijwel steeds een bestaande afbeelding het vertrekpunt. Al decennia lang schildert hij, met heftige of subtiele gebaren, over de ondergrond van zo'n afbeelding heen. Hoewel het zicht er op ook volledig geblokkeerd kan raken, laat zijn bewerking meestal het beginpunt tenminste gedeeltelijk zichtbaar en de aanwezigheid van de oorspronkelijke afbeelding blijft doorwerken in het resultaat. Rainer maakt zulke Übermalungen, overschilderingen, bijvoorbeeld op oude gravures van landschappen, of op foto's van zichzelf, het lichaam in allerlei houdingen gewrongen en het gezicht vertrokken in grimassen. Zijn manier van werken benadrukt de handeling van het schilderen. De schildering krijgt het karakter van een moedwillige actie van vernietiging of bevestiging of van protest of berusting. Veel stof deden Rainers overschilderingen van foto's van doden opwaaien. In deze Übermalungen lijkt Rainer nu eens het dode gezicht op de afbeelding te strelen en met aandacht in alle sporen van de dood te volgen, dan weer smeert hij als in heftig protest de verf wild en agressief met de vingers over het beeld uit. Tijdens de Opening, de tentoonstelling waarmee De Pont in 1992 haar deuren voor het publiek opende, was in Tilburg al een aantal schilderijen van Arnulf Rainer te zien. De meest recente werken waren toen schilderijen die de vorm van een kruis hadden en met expressieve banen en uitstromingen van verf beschilderd waren. In een bepaald opzicht was het of Rainer hier terugkeerde naar het schilderij als `primaire' creatie afzag van een vertrekpunt dat al eerder bestond. Het linnen vormde immers weer de blanco ondergrond van het schilderij. Het kruis is echter geenszins een neutrale vorm voor een doek, zoals een vierkant of rechthoek dat is. Als `shaped canvases' reiken de kruisen van Rainer zelfs veel verder dan de bekende shaped canvases van de Amerikaanse kunstenaar Frank Stella, die in de jaren '60 afwijkende vormen gebruikte als een manier om het objectmatige karakter van het schilderij te benadrukken. De symbool–werking van het kruis is echter zó sterk dat de vorm het object geheel bepaalt, van welk materiaal het ook gemaakt is. Het kruis is als het ware het object der objecten. Zo bezien, zijn de schilderingen van Rainer op deze blanco doeken eveneens Übermalungen, overschilderingen die keer op keer het heilige symbool met eigen expressiviteit bekleden, schenden, majesteit verlenen, verstillen, verheftigen, legen.  Ook in deze Microstructuren ontbreekt de onderliggende afbeelding die zo vaak de eerste aanzet voor de specifieke spanning van het werk van Rainer vormt. Ze zijn direct op karton geschilderd en bevestigd op een houten plaat. De eerste indruk van deze werken is er een van rust en intense kleur. De heldere kleuren, die virtuoos in vervloeiende lagen zijn aangebracht, hebben ondanks hun straling echter ook iets onnatuurlijks en koels. De fosforescerende kleurwerking doet hier en daar zelfs denken aan felbedrukte kunstvezel zoals die bijvoorbeeld voor  hedendaagse sportkleding wordt gebruikt. In een aantal opzichten lijkt de continuïteit met Rainers eerdere werk in deze Microstructuren wezenlijker dan de breuk die men uit de rustige uitstraling en de directheid van de schildering zou kunnen afleiden. De composities van hebben alle iets instabiels: de verf lijkt in een bepaalde richting over het doek uitgestort of druipt traag over het vlak naar beneden, alsof de kartonnen drager slechts het pad voor deze stromende beweging vormt. De hechte banen of sluiers van kleur werpen een blokkade op waarin het oog niet werkelijk doordringt een suggestie die ook in veel van Rainers Übermalungen  optreedt. Van dichtbij is bovendien te zien dat de huid van het werk steeds met een scherp voorwerp is bewerkt. En terwijl uit die verwondingen van het oppervlak een zekere agressie spreekt, treden in ieder werk tegelijkertijd ook andere associaties op. Afhankelijk van de ondergrond doet het netwerk van krassen soms bijvoorbeeld denken aan krassen in ijs, dan weer aan scheuren en barsten in gedroogde aarde. Het is alsof Rainer in de Microstructuren de afbeeldingen die hij bewerkt eerst zelf heeft gemaakt. In de daad die de huid van het werk wordt aangedaan, komt weliswaar Rainers oude thema van het bedreigd zijn van het leven opnieuw naar voren, maar tegelijkertijd lijkt hij via de associaties die hij wekt met allerlei organische structuren, op een nieuwe manier aan het leven te herinneren.