De Tuin van Pjotr Müller

nov 1994 - aug 1996

De Amsterdamse beeldhouwer Pjotr Müller werkte in het najaar van 1994 gedurende twee maanden in de tuin van De Pont in Tilburg aan een sculptuur die uit vijf aaneengeschakelde bouwwerken bestaat en geheel uit sloophout is opgetrokken. Dit grote beeld van Müller (Amsterdam, 1947) is tweede in een serie projecten, waarin de ietwat merkwaardig gevormde tuin van De Pont als `buitenzaal' van het museum wordt opgevat. De eerste tuin werd in 1993 gerealiseerd door de jonge Tilburger Jeroen Doorenweerd. Het huidige project van Müller zal tot in de zomer van 1996 voor het publiek te zien zijn. Zoals vaak in zijn werk, komt Pjotr Müller ook in dit beeld dicht bij architectuur, maar door een beperkte, als het ware op één mens afgestemde schaal, wordt een heel specifieke beleving van de vormen in de omgeving mogelijk maakt. Waar de grens tussen sculptuur en architectuur soms moeilijk te trekken is, maakt Müller juist dat punt voelbaar: niet de functie, maar de gestalte is Bepalend én de weg die de bezoeker aflegt om het beeld waar te nemen. De bezoeker van de tuin beweegt zich, door de vijf `gebouwen' die samen het beeld vormen, over een totale lengte van ongeveer 70 meter. De overgang van bouwsel naar bouwsel wordt gemaakt via een abrupte niet-haakse hoek die steeds een glimp van de buitenwereld toelaat: onvoldoende om het spoor van de vormen in de tuin te localiseren, maar voldoende om einde en begin van een fase in de tocht te markeren. Hoe de sculptuur zich als een slang door de tuin knikt, is slechts van bovenaf of door omlopen van het totaal zichtbaar. De omgeving is van belang omdat zij voor de doorgang door het interieur wordt ingezet als een ervaring 'van binnenuit'. Openingen bieden geen overzicht over de wereld buiten, maar omkaderen een uitzicht. Het licht dat door de 'ramen' naar binnen valt wordt door Müller als een plastisch element gebruikt, en doorgedrongen tot diep in het innerlijk van het werk, wordt de blik van de bezoeker gericht op het beeld van de lucht. De afwisselende vormen van de gangen en ruimten zijn, afhankelijk van de gevoeligheid en de herkenning van de kijker, onderhoudend of ook vervuld van associaties. Zo is voor sommigen bijvoorbeeld de structuur van een dubbel kruis of van een oplopende weg via kleine cellen -van het formaat waarmee een monnik zich tevreden stelt- herkenbaar, zonder dat de ervaring van zulke herkenningen afhankelijk is. Pjotr Müller realiseert regelmatig grote projecten, waarvan tot nu toe 'Kathedraal' - in 1987 gebouwd in de afgelegen zandafgraving het Griendtsveen in Erica - en zijn bijdrage aan het beeldenbos van het Kröller-Müller Museum in Otterlo in 1988, de bekendste zijn. Ook een project in Diepenheim trok in 1991©92 veel aandacht, mede door de bijzondere participatie van de bewoners van het Overijsselse plaatsje. Daarnaast werkte hij van 1983 tot 1990 aan zijn 'Paradijs'. In deze verzameling van beelden, een project 'van lange adem' waarin vormen konden  verdwijnen en worden toegevoegd, komt het hybride karakter van zijn werk sterk naar voren. 'Een communistische jeugd met katholieke vakanties', is de kenschets die Müller eens van zijn achtergrond gaf. En inderdaad verraden de tempelachtige, fantastische of archaische bouwsels van Pjotr Müller -in de regel opgetrokken uit sloophout of ruwe stenen- een strijd om voorrang tussen een sobere inslag en een voorliefde voor barokke en decoratieve of symbolische elementen. De gestrengheid van het werk in de tuin van De Pont lijkt een (tijdelijke) overwinning voor het eerstgenoemde aspect van zijn werk, maar is mogelijk ook het gevolg van de sobere architectuur van de fabriek waarmee het werk in Tilburg zich verhoudt.