Tony Oursler
, woont en werkt in New York
Tony Oursler presenteerde zijn eerste werken in de jaren tachtig op de klasssieke manier. Maar net als kunstenaars als Gary Hill en Bill Viola verliet ook Oursler begin jaren negentig het televisietoestel als beeldscherm. Sindsdien projecteert hij zijn videobeelden direct op de muur of op objecten, voor het merendeel poppen die door de projecties tot leven worden geroepen. Door de projectie van een sprekend personage – het gezicht van Oursler zelf, van een vriend of gewoon een acteur – op de oningevulde kop van een lappenpop krijgt de pop een huid, een identiteit.
Director (1994) bestaat uit een statief met een kleine pop waarop een vrouwengezicht wordt geprojecteerd. ‘Oh, show me, show me, no don’t hide, there’s no way to go, you’ve to face it honey, face it’. Met deze woorden begint het popje als een ware regisseur tegen – niet aanwezige – acteurs te spreken. De toeschouwer, die zich als enige in de ruimte bevindt, kan zich door de scherpe aanwijzingen nogal aangesproken voelen en krijgt in ieder geval de indruk dat een en ander niet naar wens verloopt. Soms barst de ‘regisseur’ in lachen uit, dan weer scheldt ze haar acteurs de huid vol of zucht ze geïrriteerd.
Oursler plaatst zijn poppen, die heel klein maar ook levensgroot kunnen zijn, in verschillende houdingen en situaties. Ze hangen aan een statief of aan de muur, liggen op de grond of zitten klem onder een matras, een televisie of tussen stukgeslagen meubels – tragisch en komisch tegelijk. De teksten die ze spreken, fluisteren of uitschreeuwen vormen in de meeste gevallen geen samenhangend verhaal maar zijn fragmenten die een beeld oproepen van relatieproblemen, geweld of drugs- en alcoholgebruik. Soms gaat het zelfs maar om enkele woorden of emoties, zoals bij het ontroostbare kleine popje van Weeping Woman (1993).
Juist omdat in de installaties van Oursler de projectie meestal op het hoofd van de figuur is gericht, blijft het lichaam, dat van lappen stof of oude kleding is gemaakt, bij alle poppen levenloos. De poppen hebben een soort beweging in zich, maar het zijn geen levende personen. ‘Dat is een onderdeel van hun trieste schoonheid’, zegt Oursler, ‘die bestaat uit wat ze niet zijn, niet kunnen zijn. Het is deel van hoe ze gemaakt zijn: provocatie door afwezigheid.’ website van de kunstenaar
Director (1994) bestaat uit een statief met een kleine pop waarop een vrouwengezicht wordt geprojecteerd. ‘Oh, show me, show me, no don’t hide, there’s no way to go, you’ve to face it honey, face it’. Met deze woorden begint het popje als een ware regisseur tegen – niet aanwezige – acteurs te spreken. De toeschouwer, die zich als enige in de ruimte bevindt, kan zich door de scherpe aanwijzingen nogal aangesproken voelen en krijgt in ieder geval de indruk dat een en ander niet naar wens verloopt. Soms barst de ‘regisseur’ in lachen uit, dan weer scheldt ze haar acteurs de huid vol of zucht ze geïrriteerd.
Oursler plaatst zijn poppen, die heel klein maar ook levensgroot kunnen zijn, in verschillende houdingen en situaties. Ze hangen aan een statief of aan de muur, liggen op de grond of zitten klem onder een matras, een televisie of tussen stukgeslagen meubels – tragisch en komisch tegelijk. De teksten die ze spreken, fluisteren of uitschreeuwen vormen in de meeste gevallen geen samenhangend verhaal maar zijn fragmenten die een beeld oproepen van relatieproblemen, geweld of drugs- en alcoholgebruik. Soms gaat het zelfs maar om enkele woorden of emoties, zoals bij het ontroostbare kleine popje van Weeping Woman (1993).
Juist omdat in de installaties van Oursler de projectie meestal op het hoofd van de figuur is gericht, blijft het lichaam, dat van lappen stof of oude kleding is gemaakt, bij alle poppen levenloos. De poppen hebben een soort beweging in zich, maar het zijn geen levende personen. ‘Dat is een onderdeel van hun trieste schoonheid’, zegt Oursler, ‘die bestaat uit wat ze niet zijn, niet kunnen zijn. Het is deel van hoe ze gemaakt zijn: provocatie door afwezigheid.’ website van de kunstenaar