Marlene Dumas

1953, woont en werkt in Amsterdam

Het werk van Marlene Dumas gaat vaak over de spanning tussen kijken en bekeken worden – en in feite over het probleem van interpretatie. Ze werkt veelvuldig naar bestaande afbeeldingen, van pornoplaatjes en politiefoto’s tot kunstreproducties, die ze verzamelt in een persoonlijk beeldarchief. Het beeldmateriaal weerspiegelt de maatschappelijke codes die onze manier van kijken bepalen: codes die Dumas graag ondergraaft en waarvan ze de tegenstrijdigheden bloot wil leggen. Dit verklaart waarom zij zich niet kon vinden in het ideaal van het tot de essentie teruggebrachte kunstwerk: voor haar is er niet één essentie, niet één waarheid.

Schijnwaarheden zijn er genoeg en die worden door Dumas herhaaldelijk aan de orde gesteld. Bijvoorbeeld in The First People uit 1990, dat uit vier manshoge babyportretten bestaat. ‘Geen Pampersbaby’s’, zegt Dumas. In de commentaren op het werk overheerst de mening dat de kinderen onwaarschijnlijk lelijk zijn. De kwetsbare en sterk vergrote weergave van hun lichamen wordt door velen als schokkend ervaren. De reacties lijken onbewust beïnvloed door het clichébeeld van de blije reclamebaby, die de norm is geworden.

Deze schilderijen van Dumas zijn behoorlijk realistisch, juist door enkele niet-realistische ingrepen, zoals de toegepaste schaalvergroting en de techniek waarmee zij details laat vervloeien of accentueert. ‘Het moederschap is een schok,’ zegt Dumas, ‘omdat je je niet hebt gerealiseerd hoe baby’s er in werkelijkheid uitzien.’ Haar ‘eerste mensen’ drukken wellicht iets van die confrontatie uit.

In de Black Drawings uit 1991-1992 zijn 111 tekeningen in een blok gegroepeerd tot één werk. Het zijn tekeningen in Oostindische inkt van gezichten van allerlei heel verschillende zwarte mensen: mannen en vrouwen, oud en jong, ieder met eigen individuele trekken en een eigen emotionele uitstraling. Voor elk van deze gezichten zal Dumas hebben geput uit haar archief van beelden en situaties. Als geheel is het werk echter ook een reactie op foto’s uit etnografische boeken, die niet de individuele mens, maar de ‘soort’ in beeld moesten brengen.

De Black Drawings zijn ongetwijfeld gevoed door Dumas’ jeugd in Zuid-Afrika en getuigen van weerzin en verzet tegen het eenvormige clichébeeld van ‘de zwarte’. Het stuk leisteen dat linksonder in het werk is aangebracht, zou voor dit clichébeeld kunnen staan: een ding dat alleen maar zwart is, zonder enige individuele trekken. Een opvallend element is ook de tekening rechtsboven, mogelijk een zelfportret van de kunstenaar. Afgebeeld is een jong en zo te zien wit meisje, met het haar in gladde staartjes gebonden. Ze houdt de hand als in een gebaar van afweer of schaamte voor het gezicht. Dumas heeft niet de illusie dat je met kunst misstanden kunt oplossen, maar het is typerend voor haar dat ze haar stem laat horen. Aan de orde stellen wat niet klopt en uitvinden waarom het niet klopt, dat is Dumas’ intentie.