Frank Van den Broeck
, woont en werkt in Amsterdam
‘Een weerbarstige tovenares die zich niet laat verdringen’ zo noemt Samuel Beckett in Proust de ‘onwillekeurige herinnering’. ‘Zij kiest zelf de tijd en de plaats voor de opvoering van haar wonderen.’ Voor het werk van Frank Van den Broeck zou dit tekstfragment een motto kunnen zijn. Alles wat onderdeel is van zijn herinnering, als terloops geregistreerd en opgeslagen in het geheugen, kan op een bepaald ogenblik tevoorschijn komen en zich aandienen als thema voor een van zijn tekeningen of schilderijen. Van den Broecks artistieke geheugen is een beweeglijk reservoir van potentiële motieven, dat getuigt van zijn belangstelling voor literatuur, muziek en beeldende kunsten, maar ook voor het leven van alledag.
‘De onderwerpen voegen zich naar het werk, ze laten zich kneden en dat beschouw ik als fundamenteel’, zegt Van den Broeck. Ketens van associaties worden gevormd door telkens terugkerende en deels in elkaar overvloeiende motieven. Vlinders, gezichten, schedels, maskers, paletten, lenzen, verrekijkers, sleutelgaten. Niets weerhoudt de beschouwer en ook de maker zelf ervan, om telkens weer iets anders te zien in een motief. De betekenis of zelfs de definitieve gedaante die het in een tekening of schilderij aanneemt, ligt niet vast. Van den Broeck ontwerpt geen puzzel of raadsel met één oplossing, maar schept een open, expressief beeld.
Van oorsprong is Van den Broeck een tekenaar. Tot 1983 werkte hij in potlood, houtskool of Siberisch krijt. In dat jaar kwam er kleur in het werk in de vorm van pastels. Later in de jaren tachtig ontstaan olieverfschilderijen en aquarellen, maar de motieven blijven in principe dezelfde. De schilderijen zijn meer doorwerkt en veel hermetischer dan de tekeningen, die letterlijk opener zijn. In prachtig golvende en vloeiende patronen van lijnen tekenen zich de min of meer figuratieve elementen af. Alle lijnen, alle handelingen van de hand blijven zichtbaar en herleidbaar.
In Sorel, Julien verschijnt een ijl, spookachtig hoofd en profil tegen een achtergrond van deels wat zwaardere en stuggere lijnen. De titel van deze tekening verwijst naar de hoofdpersoon uit Le Rouge et le Noir van Stendhal. Titels als deze zijn niet illustratief of verklarend bedoeld, maar komen voort uit het intuïtief leggen van verbanden, hetgeen de oorsprong is van het werk als geheel. Wel werpen ze licht op Van den Broecks inspiratiebronnen. Zijn gebruik van literaire citaten en begrippen uit de muziekwereld geeft een zekere geestverwantschap aan. In hun dialoog met het werk zijn ze een voortzetting van het proces van verbeelding en associatie. In die zin is hier sprake van een imaginair portret van Julien Sorel, voortgekomen uit Van den Broecks esthetische en emotionele beleving van de roman van Stendhal. Maar het hoofd en profil gaat gemakkelijk andere verbindingen aan. Op een ander moment wordt het voor Van den Broeck Maria Callas, misschien wanneer haar stem klinkt in zijn atelier.
Het werk van Frank Van den Broeck laat geen rigide indelingen toe. Zijn kameleontische motieven maken alle deel uit van één continuüm van verbeelding. Elk werk zoomt in op een detail van dit continuüm, op een specifiek moment van herinnering.
‘De onderwerpen voegen zich naar het werk, ze laten zich kneden en dat beschouw ik als fundamenteel’, zegt Van den Broeck. Ketens van associaties worden gevormd door telkens terugkerende en deels in elkaar overvloeiende motieven. Vlinders, gezichten, schedels, maskers, paletten, lenzen, verrekijkers, sleutelgaten. Niets weerhoudt de beschouwer en ook de maker zelf ervan, om telkens weer iets anders te zien in een motief. De betekenis of zelfs de definitieve gedaante die het in een tekening of schilderij aanneemt, ligt niet vast. Van den Broeck ontwerpt geen puzzel of raadsel met één oplossing, maar schept een open, expressief beeld.
Van oorsprong is Van den Broeck een tekenaar. Tot 1983 werkte hij in potlood, houtskool of Siberisch krijt. In dat jaar kwam er kleur in het werk in de vorm van pastels. Later in de jaren tachtig ontstaan olieverfschilderijen en aquarellen, maar de motieven blijven in principe dezelfde. De schilderijen zijn meer doorwerkt en veel hermetischer dan de tekeningen, die letterlijk opener zijn. In prachtig golvende en vloeiende patronen van lijnen tekenen zich de min of meer figuratieve elementen af. Alle lijnen, alle handelingen van de hand blijven zichtbaar en herleidbaar.
In Sorel, Julien verschijnt een ijl, spookachtig hoofd en profil tegen een achtergrond van deels wat zwaardere en stuggere lijnen. De titel van deze tekening verwijst naar de hoofdpersoon uit Le Rouge et le Noir van Stendhal. Titels als deze zijn niet illustratief of verklarend bedoeld, maar komen voort uit het intuïtief leggen van verbanden, hetgeen de oorsprong is van het werk als geheel. Wel werpen ze licht op Van den Broecks inspiratiebronnen. Zijn gebruik van literaire citaten en begrippen uit de muziekwereld geeft een zekere geestverwantschap aan. In hun dialoog met het werk zijn ze een voortzetting van het proces van verbeelding en associatie. In die zin is hier sprake van een imaginair portret van Julien Sorel, voortgekomen uit Van den Broecks esthetische en emotionele beleving van de roman van Stendhal. Maar het hoofd en profil gaat gemakkelijk andere verbindingen aan. Op een ander moment wordt het voor Van den Broeck Maria Callas, misschien wanneer haar stem klinkt in zijn atelier.
Het werk van Frank Van den Broeck laat geen rigide indelingen toe. Zijn kameleontische motieven maken alle deel uit van één continuüm van verbeelding. Elk werk zoomt in op een detail van dit continuüm, op een specifiek moment van herinnering.