Anish Kapoor

1954, woont en werkt in Londen

Anish Kapoor heeft een veelzijdige culturele achtergrond. Hij werd geboren in India, uit een hindoestaanse vader en een joodse moeder en bracht zijn jeugd door in het vrij westerse Bombay. Zijn opleiding als kunstenaar volgde hij in Engeland. Een reis door India, die hij in 1979 na zijn studie maakte, betekende een nieuwe kennismaking met zijn geboorteland. Zo waren de kleine heiligdommen aan de kant van de weg en de hoopjes pigment die aan de tempelingangen voor cosmetisch en ritueel gebruik verkocht werden, mede van invloed op de ontwikkeling van zijn werk.

Het gebruik van pigment kenmerkte de verrassende verschijning van 1000 Names, een geheel van werken dat tussen 1979 en 1981 ontstond. Steeds is een aantal moeilijk te benoemen vormen in kleine groepjes op de vloer geplaatst, terwijl een enkele uit de muur naar voren steekt. Ze zijn geheel bestrooid met los pigmentpoeder (in stralend rood, geel, helder blauw, wit), waardoor hun contouren worden verzacht. Het pigment belichaamt een tegenstrijdigheid die Kapoor tot uitdrukking wilde brengen: de zinnelijkheid van materiaal en kleur en de onmogelijkheid om het aan te raken zonder het beeld te verstoren.

In de loop van de jaren tachtig verdwenen de intense kleuren uit het werk van Kapoor. De vormen die eerst zo naar buiten gericht waren, keren zich naar binnen om een donkere holte te omsluiten. Zo bestaat het indrukwekkende Void Field, waarmee Kapoor in 1990 Engeland op de Biënnale van Venetië vertegenwoordigde, uit zestien ruwe blokken zandsteen die rechtstreeks uit de groeve lijken te komen. Alleen bevindt zich aan de bovenzijde van iedere steen een raadselachtig zwart gat: een uitholling in de steen die met donker pigment bekleed is en de blik naar een ondefinieerbare binnenruimte leidt. Beelden als deze zijn bijna het omgekeerde van wat we gewoonlijk sculptuur noemen, omdat de binnenzijde zeker zo wezenlijk wordt als de buitenkant. Juist die lege, innerlijke ruimte is het beeld waar het Kapoor om gaat: ‘Ik ben altijd met het innerlijk bezig geweest, dat wat binnenin is. Nu is die innerlijkheid evident geworden (...).’

In de Voids wordt de kijker geconfronteerd met een leegte die hem met angst en ontzag, maar ook met verlangen kan vervullen. Tegelijkertijd lijkt Kapoor over deze ruimte te denken als een (mogelijke) volheid, een plaats waar zich iets kan manifesteren wat in eerste instantie onzichtbaar is. ‘De leegte heeft vele gedaanten’, zegt Kapoor, en ook in De Pont zijn verschillende gestalten ervan aan te treffen. Het betreft werken die in 1992 in twee aangrenzende kabinetten werden geïnstalleerd. In het eerste kabinet bevindt zich Descent into Limbo (Afdaling in het ongewisse). Op enige afstand lijkt het alsof zich op de vloer een ronde zwarte vlek bevindt, maar dichterbij gekomen realiseert men zich aan de rand van een onpeilbaar diep gat te staan. In het kabinet ernaast heerst in eerste instantie slechts duisternis: hier heeft Kapoor de hele ruimte met donkerblauw pigment behandeld. Pas als de ogen gewend zijn aan het weinige licht doemt langzaam een blauwe, vrijzwevende bol op die, hoewel zichtbaar, toch onstoffelijk lijkt.

Het is verwonderlijk hoe Kapoor erin slaagt om de ervaring van het kijken heel intens te maken. Materie verschijnt en verdwijnt en de grenzen tussen werkelijkheid en illusie, zijn en niet zijn, vervagen. De laatste jaren lijkt Kapoor zijn thema’s opnieuw te transformeren. In plaats van met materialen die het licht vasthouden werkt hij nu met oppervlakken die het terugkaatsen of die transparant zijn. De werken zijn verchroomd, van gepolijst aluminium, van albast of puur en stralend wit. Steeds intensiveert de wisselwerking tussen licht en donker de manier van kijken. Zo ook bij Als ik zwanger ben, een werk dat sinds Kapoors tentoonstelling in 1995 deel uitmaakt van de collectie van De Pont. De uitstulping van de wand is van voren, in het volle licht, ternauwernood te zien. Maar van opzij wordt de sensuele en suggestieve vorm in volle omvang zichtbaar.