Toon Verhoef

1946, woont en werkt in Edam

De schilderijen van Toon Verhoef verzetten zich tegen definities; een beschrijving van wat ze tonen blijft liggen op het tipje van de tong. De herkomst van de motieven en het doel waarvoor de schilder ze heeft ingezet, blijven in het ongewisse. Een schilderij, zegt Verhoef, ontstaat vanuit een onontwarbaar krachtenspel van verschillende, soms tegenstrijdige impulsen en dient als zodanig beschouwd te worden, zonder één aspect ervan te benadrukken.

Elk schilderij is gebaseerd op een tekening, die de kunstenaar geselecteerd heeft uit tientallen krabbels en schetsen. Dat is de tekening die naar zijn gevoel de spijker op de kop slaat, vanwege een bepaald detail, omwille van een of andere ongerijmdheid die hem intrigeert of om wat voor reden dan ook. Tekening en schilderij hebben veel met elkaar gemeen, maar behoren niet tot dezelfde orde. De tekenende hand is beweeglijker, minder nadrukkelijk. Vormen en lijnen die er op papier ongedwongen uitzien, lijken in een schilderij eerder manufactured, zoals Verhoef het noemt; het beeld gaat meer ‘staan’, de beweging wordt vertraagd. Wat de kunstenaar in een bepaalde tekening interesseert, moet hij op het doek als het ware via allerlei sluipwegen opnieuw laten ontstaan.

Daarin gaat hij vrij exact te werk, te beginnen met de vorm. Ook de kleurstelling wordt in een vroeg stadium bepaald. Wat volgt is een langdurig proces van fine tuning dat het beeld op scherp stelt. Het is dit proces van bijstellingen en nuanceringen dat – plechtig gezegd – het schilderij een genetische geschiedenis geeft: het eigenlijke van het schilderij ligt immers niet besloten in het onderwerp of het motief maar in het schilderen zelf.

Verhoefs schilderkunst is programmatisch en provisorisch tegelijk, weloverwogen maar niet demonstratief. De werken zijn niet uit de losse pols geschilderd maar met behulp van een breed scala aan technieken. Sinds de late jaren zeventig staat Verhoef te boek als een ‘fundamenteel’ schilder (wat dat ook moge zijn), wat een eenzijdig beeld van zijn werk heeft opgeleverd. Recente werkseries laten zien hoe rijk en verscheiden Verhoefs aanpak feitelijk is en langs welke complexe wegen de beelden tot stand komen. Voortdurend duiken allerlei ‘infecties’ in het beeld op die vooringenomen verwachtingen en rechtlijnige ontwikkelingen in het werk ontwrichten.

Verhoef werkt in het besef dat elk schilderij tegen wil en dank verband houdt met andere werken van zijn hand, en dat zijn oeuvre als geheel weer in relatie staat tot de schilderkunstige traditie en haar actualiteit (die hij herkent in het werk van zulke uiteenlopende kunstenaars als Velazquez, De Chirico en Mangold). Het komt voor hem niet aan op een breuk met deze traditie maar op een helder besef van de mogelijkheden en beperkingen van aan schilderkunst immanente waarden. Zo bouwt hij aan een uitzonderlijk oeuvre van uiterst sensitieve, soms overrompelend mooie schilderijen, waarin het visuele zich bevrijd heeft van het benoembare.