Henk Visch
, woont en werkt in Eindhoven
Het Beeld is een bronzen figuur van Henk Visch uit 1993. Gekleed in wat een lange, sierlijke jurk kan zijn, lijkt ze in zichzelf gekeerd naar voren te schrijden. De eenvoudige, gladde contouren vertonen op het eerste gezicht nauwelijks details. Wel tekenen zich in het kleine gebogen hoofdje fijne gelaatstrekken af en heeft de kunstenaar met een enkele welving of overgang de vorm van het lichaam aangeduid.
De titel van het werk heeft iets wonderlijks: Het Beeld, twee simpele woorden die zowel een globale als een unieke wijze van aanduiding kunnen vormen. Het paradoxale uiterlijk van het beeld kaatst de woorden als het ware heen en weer, alsof nu eens het bijna anonieme, dan weer het volstrekt unieke de boventoon voert.
Henk Visch heeft een opmerkelijk gevoel voor de wijze waarop taal en beeld op elkaar inwerken en elkaar versterken. Dat blijkt niet alleen uit de verrassende titels die hij zijn beelden meegeeft, maar ook uit de vaak poëtische teksten die op de werken of tussen de figuren in zijn tekeningen zijn aangebracht.
Tot 1980 werkte Visch alleen op papier. De meeste van zijn tekeningen zijn in enkele zuivere lijnen neergezet. Ze laten vaak sprookjesachtige figuren zien, die met raadselachtige voorwerpen omringd of in de weer zijn. Visch suggereert zo een handelen dat voor zijn personages vanzelfsprekend is, maar laat ze tevens verzinken in een eigen, voor de kijker niet toegankelijke wereld.
De tekeningen gelden in het algemeen als zelfstandige werken en vormen een op zichzelf staand onderdeel van Visch’ oeuvre. In sommige van zijn sculpturen lijkt de relatie met zijn tekenwerk evident. Bij Het Beeld bijvoorbeeld, is het alsof de contouren door de hand van een tekenaar zijn neergezet en het beeld pas daarna volume heeft gekregen. Maar meestal is van zo’n stilistische overeenkomst geen sprake. Zijn beelden kunnen variëren van monumentale houtconstructies en grote polyester vormen tot kleine figuren van gevonden materiaal.
Wel is Visch er altijd op gericht het associatievermogen van de kijker te prikkelen, ook wanneer die uiteindelijk niet tot de raadselachtige kern van zijn beelden kan doordringen. En daarin ligt de kracht van zijn werk, dat in feite zijn voltooiing vindt in het oog van de kijker. ‘Het kunstwerk,’ zegt Visch, ‘beschikt slechts over één aspect van het kijken, namelijk het gezien worden. Zijn zichtbaarheid is zijn sterkste eigenschap en alleen voor dit doel werd het gemaakt.’
De titel van het werk heeft iets wonderlijks: Het Beeld, twee simpele woorden die zowel een globale als een unieke wijze van aanduiding kunnen vormen. Het paradoxale uiterlijk van het beeld kaatst de woorden als het ware heen en weer, alsof nu eens het bijna anonieme, dan weer het volstrekt unieke de boventoon voert.
Henk Visch heeft een opmerkelijk gevoel voor de wijze waarop taal en beeld op elkaar inwerken en elkaar versterken. Dat blijkt niet alleen uit de verrassende titels die hij zijn beelden meegeeft, maar ook uit de vaak poëtische teksten die op de werken of tussen de figuren in zijn tekeningen zijn aangebracht.
Tot 1980 werkte Visch alleen op papier. De meeste van zijn tekeningen zijn in enkele zuivere lijnen neergezet. Ze laten vaak sprookjesachtige figuren zien, die met raadselachtige voorwerpen omringd of in de weer zijn. Visch suggereert zo een handelen dat voor zijn personages vanzelfsprekend is, maar laat ze tevens verzinken in een eigen, voor de kijker niet toegankelijke wereld.
De tekeningen gelden in het algemeen als zelfstandige werken en vormen een op zichzelf staand onderdeel van Visch’ oeuvre. In sommige van zijn sculpturen lijkt de relatie met zijn tekenwerk evident. Bij Het Beeld bijvoorbeeld, is het alsof de contouren door de hand van een tekenaar zijn neergezet en het beeld pas daarna volume heeft gekregen. Maar meestal is van zo’n stilistische overeenkomst geen sprake. Zijn beelden kunnen variëren van monumentale houtconstructies en grote polyester vormen tot kleine figuren van gevonden materiaal.
Wel is Visch er altijd op gericht het associatievermogen van de kijker te prikkelen, ook wanneer die uiteindelijk niet tot de raadselachtige kern van zijn beelden kan doordringen. En daarin ligt de kracht van zijn werk, dat in feite zijn voltooiing vindt in het oog van de kijker. ‘Het kunstwerk,’ zegt Visch, ‘beschikt slechts over één aspect van het kijken, namelijk het gezien worden. Zijn zichtbaarheid is zijn sterkste eigenschap en alleen voor dit doel werd het gemaakt.’